Plaatsing in literair tijdschrift 'Alice'
Tot mijn grote verrassing is mijn verhaal 'Verloren liefde' deze maand in literair tijdschrift 'Alice' geplaatst. Graag deel ik dit me jou.
Verloren liefde
Het onkruid schiet alle kanten op en het gras is alweer te lang, ook al heeft hij het vorige week nog gemaaid. Een tuin is leuk, maar het kost ook gigantisch veel tijd. Mopperend loopt Joop naar het schuurtje om de grasmaaier en het tuingereedschap tevoorschijn te halen. Even later glijdt de schoffel door de vochtige aarde. Regelmatig bukt Joop zich om met de hand de achtergebleven wortels uit de modder te rukken.
Dan opeens hoort hij het knerpen van het grind. Hij draait zich om en ziet een vrouw het tuinpad op komen lopen. Het zilvergrijze haar dat glinstert in de zon, is het eerste dat hem opvalt. Gevolgd door de donkere ogen die zich in de zijne boren, zo gauw ze nog maar een paar meter van hem verwijderd is. Joop voelt een rilling door zijn lijf trekken, de schoffel valt uit zijn handen.
‘Joop?’ zegt ze.
Bij het horen van haar stem beginnen zijn benen te wankelen en valt hij met een smak op de grond. Hij tilt zijn hoofd op en kijkt opnieuw in haar donkere ogen. Onmiskenbaar. Het moet haar zijn. Als ze opnieuw zijn naam noemt, weet hij het helemaal zeker. Het zware, schorre geluid, zoals je maar zelden bij vrouwen hoort. Die stem doet zijn hele lijf vibreren. Een sensatie die hij ook toen zo vaak ervoer en wat telkens weer zijn verliefdheid aanjakkerde, totdat het ondraaglijk werd en hij niet anders kon dan vluchten.
Hij wordt er zich bewust van hoe belachelijk hij erbij ligt, met één been op het gazon en de andere in het bloemenperk en probeert zo snel hij kan omhoog te komen. Er verschijnen vlekken voor zijn ogen, zijn ademhaling gaat te snel en er zit bloed op zijn lippen.
‘Voorzichtig,’ zegt ze.
Hij wil niet voorzichtig zijn, maar rechtop staan, zo gauw hij kan. Hij ademt een paar keer diep in en uit, likt zijn lippen schoon en veegt zijn smerige handen af aan zijn broek.
‘Isabella?’
Zijn stem schiet omhoog, bij het noemen van haar naam. Alsof hij in een Italiaanse opera speelt. Ze glimlacht en komt naderbij. Als hij het moedervlekje op haar kin herkent, gaan zijn wangen gloeien. Hij aarzelt niet langer, geeft een trap tegen de hark die in de weg ligt, spreidt zijn armen en slaat ze om haar heen. Zo gauw hij haar naar zich toetrekt en zijn hoofd zich in haar krullen nestelt, beneemt een geur zo zoet als rijpe abrikozen hem de adem en in zijn buik voelt hij golfjes van geluk.
‘Je bent gekomen,’ fluistert hij. ‘Eindelijk.’